Ephrem Solomon (1983) onderzoekt oorsprong, identiteit en grenzen. ‘We komen allemaal van dezelfde bron, het oudste menselijke skelet is gevonden in Ethiopië. Toch wil de mens grenzen stellen en categoriseren, we zien het bij landsgrenzen maar ook bij indelingen van mensen op etniciteit, hetgeen alleen maar leidt tot ongelijkheid, discriminatie en machtsmisbruik. We moeten meer focussen op de gemeenschap, het collectief.’ Op subtiele wijze bekritiseert hij het politieke stelsel en de rol van de Ethiopische overheid ten opzichte van haar onderdanen. Middels verborgen symboliek maakt hij sociaal-politieke collages met Ethiopische krantenteksten (in de Amhaarse taal) uit eerdere regimes en portretten van alledaagse Ethiopiërs. De portretten zijn droevig, neutraal en verwrongen, want in de echte wereld is er ook geen perfectie.
Het werk van Oussama Diab (1977) wordt getekend door herinneringen die hem niet loslaten: aan een veelbewogen verleden in een door strijd verscheurd gebied en aan een nieuw begin in een onbekende wereld. Door alle ervaringen van verlies en ontheemding heen is hij steeds hoopvol op zoek naar wat het betekent om mens te zijn. De boot is een terugkerend element in het werk van Oussama Diab. Aanvankelijk verwees die naar zijn vlucht naar Europa, die begon met de levensgevaarlijke overtocht over de Middellandse Zee. Nu heeft de boot een bredere connotatie: de boot bevat al zijn dromen en herinneringen, zodat hij ze overal mee naartoe kan nemen.
In zijn schilderijen distilleert Raafat Ballan (1990) scènes uit het gezinsleven tot discrete composities, momentopnames van geïsoleerde figuren, met felle kleuren die deze schilderijen een speels tintje geven. De gebaren van deze figuren worden gevangen door zware verfstreken op fel verzadigde oppervlakken. De ontmoeting tussen toeschouwer en onderwerp die deze werken teweegbrengen, brengt een moment van waarheid over: een moment dat zijn initiële impact onthult, die op zijn beurt vaak is gebaseerd op de spanningen die Ballan in zijn geboorteland heeft ervaren.
Met het project We Do Have Something In Common wilde Hans Laban (1953) het besef in beeld brengen dat we als mensen, waar ook ter wereld, niet al te veel van elkaar verschillen. Dat onze dromen en onze behoeftes eigenlijk dezelfde zijn. Dat we veilig, tevreden en gelukkig willen zijn en graag met/bij elkaar willen blijven, terwijl er toch zo vaak het tegenovergestelde gebeurt. Hij verzamelde fotografische portretten afkomstig uit allerlei landen van de wereld, portretten van mensen met een eigen verhaal, levensloop en eigen boodschap. Door de foto’s te bewerken, met elkaar te combineren of delen uit de beelden weg te laten, maakte hij nieuwe composities waarin mensen, die elkaar niet kenden, opeens contact leken te maken.